WOZ. Waarde woning. De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de heffingsambtenaar vernietigd, de WOZ-waarde verlaagd en de aanslagen OZB en watersysteemheffing dienovereenkomstig verminderd. De Rechtbank heeft de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.500. Het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak aannemelijk heeft gemaakt. De heffingsambtenaar heeft met de taxatiematrix en de daarbij gegeven toelichting ter zitting voldoende inzichtelijk gemaakt dat met de onderlinge verschillen tussen de objecten in voldoende mate rekening is gehouden. Met inachtneming van de normale marges van een taxatie bieden de transactiegegevens van de referentieobjecten voldoende steun aan de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde van de onroerende zaak. Het hoger beroep is gegrond. Het Hof vernietigt de uitspraak van de Rechtbank.
Volledige uitspraak: ECLI:NL:GHARL:2019:11009