Door de invorderingsambtenaar zijn aan belanghebbende een aanmaning van € 7,00 en een dwangbevel van € 39,00 in rekening gebracht. Het hiertegen ingediende bezwaar is door de invorderingsambtenaar ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, waartegen de invorderingsambtenaar in hoger beroep is gekomen bij het Hof.
De aanslag waar de invorderingskosten betrekking op hebben is op 16 april 2016 in de Berichtenbox van MijnOverheid geplaatst. Belanghebbende heeft hier geen e-mail notificatie van ontvangen.
Het account voor MijnOverheid is op 31 januari 2016 door belanghebbende geactiveerd en op dezelfde dag is door belanghebbende onderhavig bestuursorgaan aangevinkt voor ontvangst van digitale post via MijnOverheid. Bij het Hof is in geschil of de wegens niet tijdige betaling in rekening gebrachte aanmaningskosten en dwangbevelkosten terecht zijn.
Het Hof concludeert in de eerste plaats dat het te laat ingediende bezwaar tegen de aanmaningskosten ten onrechte ongegrond is verklaard en verklaart - anders dan de Rechtbank - het bezwaar hiertegen alsnog niet-ontvankelijk.
Ten aanzien van de dwangbevelkosten stelt belanghebbende de aanslag niet te hebben ontvangen.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of de aanslag rechtsgeldig bekend is gemaakt. Naast door toezending of uitreiking kan een aanslag elektronisch worden verzonden voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is. Belanghebbende heeft dit, aldus de ambtenaar, op 31 januari 2016 gedaan. Belanghebbende betwist dat hij ervoor heeft gekozen langs elektronische weg voor onderhavig bestuursorgaan bereikbaar te zijn.
Het Hof overweegt dat belanghebbende met het aanvinken kenbaar heeft gemaakt bereikbaar te zijn voor elektronisch te verzenden post. Het bestuursorgaan was hiermee gerechtigd de aanslag via de Berichtenbox aan belanghebbende te verzenden. Aannemelijk is ook dat belanghebbende de aanslag op 16 april 2016 in zijn Berichtenbox heeft ontvangen. Nu de aanslag niet tijdig is betaald, zijn de invorderingskosten terecht aan belanghebbende in rekening gebracht.
Het Hof is niettemin van oordeel dat de dwangbevelkosten ten onrechte in rekening zijn gebracht. Strikte toepassing van de wet moet is dit geval wijken voor de werking van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, neergelegd in de Leidraad invordering. In uitzonderlijke situaties kan er namelijk aanleiding bestaan de in rekening gebrachte vervolgingskosten - hoezeer ook verschuldigd - te verminderen als de belastingschuldige hier schriftelijk om verzoekt. Dit kan zich voordoen als de belastingschuldige aantoont in omstandigheden te hebben verkeerd die het hem feitelijk onmogelijk maakten zijn verplichtingen tijdig na te komen en bovendien de invordering van vervolgingskosten - gezien de omstandigheden van het specifieke geval - onredelijk en onbillijk is. Dit doet zich volgens het Hof hier voor. Redengevend hiervoor acht het Hof dat: (1) het activeren van de Berichtenbox voor een normale gebruiker bijzonder verwarrend kan zijn, (2) het activeren van de Berichtenbox op 31 januari 2016 voor onderhavig bestuursorgaan door belanghebbende niet bewust door hem is gedaan, (3) belanghebbende op 18 april 2016 wederom niet bewust vele bestuursorganen heeft geactiveerd, (4) belanghebbende geen notificatie e-mails met betrekking tot de aanslag heeft ontvangen, en (5) belanghebbende na ontvangst van de per gewone post verzonden aanmaning de aanslag aanstonds heeft betaald. Daarom zijn volgens het Hof de dwangbevelkosten ten onrechte aan belanghebbende in rekening gebracht.
Het hoger beroep van de invorderingsambtenaar is ongegrond. Het Hof doet wat de Rechtbank had behoren te doen en vernietigt de dwangbevelbeschikking alsnog en verklaart het bezwaar tegen de aanmaningskosten niet-ontvankelijk.
Volledige uitspraak: ECLI:NL:GHAR:2020:288