De Rechtbank is van oordeel dat belanghebbende niet aan de minimale eisen van artikel 6:5 Awb die aan een bezwaarschrift worden gesteld heeft voldaan, door alleen te stellen dat hij bezwaar maakt tegen de waardevaststelling, zonder te vermelden of hij de waarde te hoog dan wel te laag vindt. Daarbij betrekt de Rechtbank dat de gemachtigde van belanghebbende ter zitting heeft verklaard dat hij ten tijde van het indienen van het bezwaarschrift al wist dat hij de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde te hoog vond. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende volgens de Rechtbank terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep van belanghebbende is ongegrond.
Volledige uitspraak: ECLIU:NL:RBNNE:2019:4327