Als het kabinet de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen op 1 januari 2023 invoert, leidt dat waarschijnlijk tot forse problemen voor de vergunningverlening, zoals vertraging bij bouwprojecten. Het Adviescollege ICT-toetsing waarschuwt voor maatschappelijke risico’s als minister Hugo de Jonge van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Orde vasthoudt aan de invoeringsdatum van 1 januari 2023.
De Omgevingswet betreft een grootse wetsherziening, die de afgelopen jaren keer op keer werd uitgesteld. De Eerste Kamer, die als laatste akkoord moet gaan met de invoering, heeft eerder laten weten dat goedkeuring afhangt van het nu uitgebrachte ICT-advies. De Eerste Kamer zal zich begin november uitspreken over de Omgevingswet. Of minister Hugo de Jonge komt zelf met een voorstel voor een latere datum van invoering.
Verder uitstel is demotiverend voor allen die werkzaam zijn in de fysieke leefomgeving, maar zeker ook voor degene die verantwoordelijk zijn voor de begrotingen en de nieuwe legesverordeningen. In de planning van de besluitvorming door de Eerste kamer is geen rekening gehouden met de reguliere besluitvormingsprocedures en termijnen van gemeenten en provincies. Begrotingen worden meestal in oktober vastgesteld en belastingverordeningen in november of december. Doordat we nu niet weten welke wetgeving vanaf 1 januari 2023 gaat gelden, moeten gemeenten een aanname doen of dubbel werk verrichten. Een begroting en legesverordening voorbereiden voor de situatie dat de wetten niet in werking treden én nogmaals voor de situatie dat de wetten wel in werking treden. En dan hebben we het nog niet over de mogelijke situatie dat er een gedeeltelijke invoering plaatsvindt. Een onmogelijke opgave.
Als we de berekening kostendekking leges hierbij betrekken wordt het helemaal ingewikkeld. De basis voor de berekening van de kostendekking is wettelijk gebaseerd op de eerst vastgestelde begroting. Deze zal, nadat bekend is geworden dat de wetten wel of niet doorgaan, mogelijk nog moeten worden aangepast, evenals de legesverordening en de berekening van de kostendekking. En dat allemaal voor het einde van het jaar. Wellicht wordt deze problematiek vanuit Den Haag gekwalificeerd als ‘in de marge’, maar menig heffingsambtenaar krijgt hier hoofdpijn van.